Els de la Parra: “Ik was 3 jaar toen de oorlog uitbrak”
Als de oorlog uitbreekt woont mevrouw Els de la Parra (nu 86 jaar) met haar moeder en zusje in Amsterdam. Als jong Joods meisje moet ze in 1943 met haar zusje onderduiken in Brunssum: “We hadden eigenlijk een normaal leven, totdat de Duitsers aan de deur stonden.”
“Want ik heb enorm veel geluk gehad”, zucht ze regelmatig. Ze wil zich over haar geschiedenis blijven uitspreken. Regelmatig geeft Els nog gastlessen op scholen om over haar ervaring gedurende de oorlog te vertellen.
Beide ouders zijn in Suriname geboren en getogen, Els en haar zus Mieke zijn in Nederland geboren. Haar ouders scheidden in 1939. Als de oorlog uitbreekt wonen Els, haar moeder en zusje in Amsterdam. Bij oma.
Kamp Westerbork
Els kijkt voor zich uit: “Ik herinner het me nog goed. Mei 1943, we moesten heel stil zijn. Er stonden Duitsers aan de deur. Toevallig zaten Mieke en ik niet in de huiskamer maar in een andere kamer met een van onze tantes en we moesten heel stil zijn van die tante. De Duitsers wisten kennelijk niet dat onze moeder twee dochtertjes had en dus hebben ze het huis niet doorzocht. Stilletjes zaten we in een hoekje, op het moment dat mijn moeder werd meegenomen naar Kamp Westerbork. Mijn zus en ik werden niet ontdekt”.
Voor hun eigen veiligheid moesten Els en haar zus onderduiken. Er werden onderduikgezinnen voor ons gevonden in Brunssum. Els en zus Mieke werden bij verschillende gezinnen ondergebracht. “Ik heb daar gelukkig goede herinneringen aan. Het voelde voor mij als een langdurige logeerpartij.”
In Westerbork wist hun moeder de Duitsers te overtuigen dat ze niet-Joods was. Een niet-Joodse neef had haar een zgn. Calmeyer-Sperre bezorgd, berustend op bewijzen van niet of slechts gedeeltelijk Joods-zijn. Na driekwart jaar Westerbork kwam de moeder van Els en Mieke terug naar Amsterdam en konden Els en Mieke ook terug naar Amsterdam en maakten daar de hongerwinter mee.
En haar vader? Vanuit Kamp Amersfoort wordt hij gedeporteerd naar Kamp Mauthausen. In oktober 1942 wordt hij vermoord. Doodsoorzaak: ‘Auf der Flucht erschossen’.
Els en Mieke liepen geen gevaar meer en keerden terug naar hun familie en brachten de hongerwinter met hun moeder in Amsterdam door. Door blokkades en stakingen ontstonden vanaf de herfst van 1944 enorme voedseltekorten. Samen met de winterkou kostte dit duizenden mensen het leven.
Els kijkt verontschuldigend als ze haar verhaal vervolgt: “Het geluk dat velen niet hadden, is dat we uit een rijke familie kwamen. Op de zwarte markt was nog wel wat voedsel te koop. Mijn tantes kochtten daar eten voor ons. Als je genoeg geld had, dan kon je dus overleven”.
Geschenk uit de hemel
“Van de bevrijding herinner ik me vooral dat Zweeds wittebrood naar beneden werd geworpen. Ik herinner me niet dat ik erge honger heb gehad in de oorlog! Wat smulden we van het wittebrood.” Over de oorlog werd er niet meer gesproken.” Ik realiseer mij dat ik enorm heb geboft. Ik ben er als het ware doorheen gerold en ben verbaasd dat ik er geen trauma’s aan over heb gehouden”.
Pessimistisch hoe de wereld er voorstaat
“Er komen zoveel dingen gelijk op ons af. Er is zoveel tegenstand als het om vluchtelingen gaat. Je moet mensen helpen, ook al is dat niet oneindig. Ik vind dat echt een dilemma. Het enige wat ik kan doen is een goed voorbeeld zijn tijdens mijn gastlessen en leerlingen tolerantie meegeven. Aan het einde van mijn leven wil ik kunnen zeggen dat ik een verschilletje heb kunnen maken, hoe klein ook.”
Vertellen om niet te vergeten
De verhalen uit de Tweede Wereldoorlog moeten we levend houden; ze leren ons de waarde van vrijheid. Stichting Vluchteling zet zich dagelijks in om de verhalen van vluchtelingen te vertellen. Want iedereen verdient de vrijheid om te leven.
Foto’s en tekst: Mona van den Berg.