Reisverslag Griekenland: ‘Het lijkt Alcatraz wel.’
Deze week bezoekt Tineke de projecten van Stichting Vluchteling op de Griekse eilanden Lesbos en Samos. Het is anderhalf jaar geleden dat zij hier voor het laatst was en ze is benieuwd wat ze aantreft.
Mytilini, 13 augustus 2021
‘Het mooiste en beste kamp op aarde’
Als Dimitris zijn wijnen net zo aanprees als hij vandaag de loftrompet stak over het Mavrovouni vluchtelingenkamp op Lesbos, dan moet het een regelrechte goudmijn geweest zijn. ‘Het mooiste en beste kamp op aarde’, als je dan toch op de vlucht moet tref je het nergens beter dan op dit prachtige eiland in de Egeïsche zee, aldus de voormalige slijter.
Misschien lukt het hem om zichzelf te overtuigen, wij zijn niet onder de indruk. Mij bekruipt een diep gevoel van machteloosheid.
Ze kan nergens heen, vertelt ze snikkend
De 32-jarige Afghaanse Wahida barst regelmatig in huilen uit. De jonge moeder is sinds twee jaar hier in Griekenland met haar echtgenoot en drie kinderen. Twee lange jaren van vernedering, afhankelijkheid, ziekte, depressie en teleurstellingen. Inmiddels kreeg het gezin twee afwijzende beslissingen op hun asielaanvraag. Het is wachten op wat gaat komen. Wahida is bang en onzeker. Ze kan nergens heen, vertelt ze snikkend. Geen land wil het gezin hebben, net als al die andere gezinnen, in al die tenten. ‘Was het het waard?’, vraagt mijn collega naar de hoge prijs die Wahida betaalde voor een kans Europa te bereiken. ‘Ik schaam me verschrikkelijk als ik naar mijn kinderen kijk. Ze gaan al jaren niet naar school, ze zijn hier ziek geworden, de oudste heeft een zware depressie’. Tranen lopen over Wahida’s wangen. Die veilige toekomst in Duitsland, Zweden of Nederland lijkt verder weg dan ooit.
Het nieuws uit Afghanistan
De Afghanen in het kamp, veruit de meesten, volgen het nieuws uit Afghanistan op de voet. Familie werd onbereikbaar; het thuisfront is afgesneden van alle communicatie, de steden en dorpen waar de bewoners van Mavrovouni kamp vandaan komen zijn inmiddels ingenomen door de Taliban. De mensen die ik spreek zijn doodsbang van de extremisten. Meisjes worden, al vanaf hun vijftiende verjaardag, uitgehuwelijkt aan meestentijds veel oudere Talibanstrijders. Vaak als tweede, derde of zelfs vierde echtgenote. Meisjesscholen worden gesloten of in brand gestoken.
Wat brengt de nabije toekomst?
De meningen lopen flink uiteen over de mogelijke komst van nieuwe groepen vluchtelingen, deze keer uit Afghanistan. De een voorspelt grote aantallen bootjes, een nieuw 2015. De ander wijst op de ruime aanwezigheid van snelle schepen van de kustwacht, verrekijkers en camera’s aan de kustlijn, en de onbarmhartige praktijk van pushbacks. Zelfs als een bootje de kusten van Lesbos weet te bereiken, worden de vluchtelingen ’s nachts zonder pardon teruggebracht naar volle zee.
Lesbos wil de vluchtelingen niet meer hebben.
Mytilini, 14 augustus 2021
Hospitainer
‘Heb je er wat aan of staat het ding alleen maar in de weg?’, vraag ik ongegeneerd aan de Griekse overheidsmedewerker in Mavrovouni kamp. We lopen samen door een noodziekenhuis, een heuse hospitainer, dat Nederland het eiland Lesbos schonk. De kliniek kon gebruikt worden in geval van een grote uitbraak van corona. Een bizar verhaal. Er wás al een fonkelnieuwe kliniek van de collega’s van Artsen zonder Grenzen maar die moest afgebroken worden omdat de benodigde vergunningen niet in orde waren of iets dergelijks volstrekt bureaucratisch. Daarna kwam deze, de Nederlandse, die vervolgens deels afbrandde tijdens de grote brand in Moria in september vorig jaar. Wat over is staat nu in het nieuwe kamp. Slechts een heel, minuscuul klein deel wordt gebruikt. Dozen staan hoog opgestapeld met medische hulpmiddelen en apparatuur. Waar we ook komen in het noodhospitaal, het wordt niet gebruikt. Nederland stuurde wel de spullen, maar niet de medische staf en ook geen budget om ter plekke staf te zoeken. Zoiets als een auto zonder chauffeur, heb je ook niks aan.
‘Misschien kan het beter naar Congo gestuurd worden’, oppert de ambtenaar schouderophalend, ‘wij hebben er niks aan’.
De deur op slot
De hospitainer is niet het enige cadeau waar je vragen bij kunt stellen. In het kamp worden nu prefab huisjes gebouwd. Van Ikea, zeggen de vrijwilligers die de bouwploeg vormen. Zeker, ze zijn veel mooier dan de tenten, en je hebt een huisje met een deur die je op slot kunt doen. Dat lost een groot probleem op, in dit kamp waar de bewoners bang zijn. Vrouwen vertellen dat ze om de beurt slapen en de wacht houden, om te voorkomen dat iemand zomaar je tent binnenkomt ’s nachts. Denk niet dat het niet gebeurt, eerder is het schering en inslag. Handig dus, zo’n Ikea-huisje? Als je van de sauna houdt: zeker. Het is ondraaglijk heet binnen. En die beloofde airconditioning: ik moet het zien, dan geloof ik het misschien.
Verhalen van kapotte dromen
Een vrijwilliger vertelt ons over de boot die onlangs kapseisde voor de kust van Lesbos. Een Congolees zag zijn kind verdrinken. Ze waren samen, vader en zoontje, de moeder stierf niet lang geleden thuis in Congo. De vader wilde zijn kind een toekomst geven. Nu zit hij alleen, in een uitzichtloze, hopeloze situatie in het ellendige kamp Mavrovouni.
Een jonge vrouw, haar prachtige kleine dochtertje speelt kiekeboe met mij, wijst naar haar kind: ‘ik wil niet dat zij wordt zoals ik, analfabeet, niet opgeleid. Maar we zijn nergens welkom’.
De tragische verhalen liggen hier op Lesbos voor het oprapen. Eindeloos veel verhalen van kapotte dromen.
Mytilini, 15 augustus 2021
Teruggeduwde bootjes
De pushbacks. Iedereen heeft het erover als een vaststaand feit. Vluchtelingenbootjes die proberen naar de Griekse eilanden te varen, worden teruggeduwd de Turkse wateren in. Erger, zelfs mensen die al aangekomen zijn op Lesbos, Chios, Leros of Samos, worden ’s nachts op een reddingsbootje gezet en teruggebracht naar zee. De autoriteiten ontkennen in alle toonaarden, maar hier kun je niemand vinden die eraan twijfelt. Er zijn dús nauwelijks nieuwe aankomsten op Lesbos.
In het pittoreske haventje van Molyvos liggen wel vier boten van de Griekse kustwacht, en ook één supersnelle, met drie uit de kluiten gewassen motoren, van het Europese grensagentschap Frontex. ‘Nog niet zo lang geleden werden ze gebruikt om mensen te redden’, verzucht de Griekse vrijwilligster die we bezoeken. Ze verhaalt over het onversneden racisme dat steeds meer wortel krijgt op Lesbos. De bewoners zijn de vluchtelingen beu. Geef hen eens ongelijk. Misschien zijn zij wel het belangrijkste slachtoffer van de politieke besluiteloosheid en onmacht van de Griekse én Europese autoriteiten.
Veilig?
Onlangs besloot Griekenland dat Turkije een veilig land is voor vluchtelingen. En dus is nu de belangrijkste vraag aan hen die het toch lukt Lesbos te bereiken, hoe lang iemand verbleef in het buurland. De oorspronkelijke verhalen over marteling, angst voor uithuwelijking aan een veel oudere man, het geweld, het doet er allemaal niet meer toe. Wat ertoe doet is de vraag of iemand teruggestuurd kan worden naar Turkije. Niemand wil de vluchtelingen hebben. Niemand.
Een grote bos bloemen
We slenteren over de immense stortplaats voor achtergelaten zwemvesten en rubberboten. Elk vest staat voor een mens, voor hoop op een toekomst. Wij weten dat de beproevingen pas begonnen, hier op Lesbos. Een groep Spaanse toeristen parkeert hun witte huurautootjes. Een meisje haalt een grote bos bloemen van de achterbank, klimt over het afval naar de bergen zwemvesten. In gedachten verzonken legt ze haar bloemen daar neer. Ongetwijfeld voor al die mannen, vrouwen en kinderen die de kust niet levend haalden.
Samos, 17 augustus 2021
Ali
Vandaag heb ik Ali leren kennen. Hij heeft mijn hart gestolen en direct gebroken. Ik wil Ali adopteren, of gewoon meenemen naar Nederland, of in dienst nemen als wat-kan-mij-het-schelen-wat. We hebben nog wel een kamertje over thuis waar Ali kan slapen.
Ali woont sinds ruim twee jaar in wat ze hier ‘The Jungle’ noemen, het kamp dat ontstaan is omdat het officiële detentiekamp tjokvol was. De Jungle heet niet voor niks zo. De zelfgemaakte krotten, van palen, zeilen en pallets, staan bovenop elkaar. Toen we Ali er vanavond afleverden, met onze fancy huurauto, vielen we midden in een fikse burenruzie. Herrie, smerigheid, ongedierte, onveiligheid, het is allemaal heel gewoon in de Jungle. Ali liet ons een filmpje zien van een rat ín zijn tent. Behalve ratten zijn er ook veel slangen, vertelde de jonge, kwetsbare Afghaan die moeiteloos schakelt tussen diverse talen. Ali is somber, gepijnigd. ‘Waarom behandelen ze ons niet als mensen’, vraagt hij zich herhaaldelijk af. Ali is gemanierd, spreekt met twee woorden, en vraagt geen moment om onze hulp. ‘Ik heb geen dromen meer’, zegt Ali, ‘al mijn dromen zijn hier vervlogen’.
Twee verloren jaren
Ali verloor inmiddels twee jaar van zijn jonge leven, in limbo op Samos. Het is volstrekt onduidelijk hoeveel tijd daar nog bij gaat komen. Ook na twee jaar is nog steeds geen eerste gesprek met hem gevoerd om te beoordelen of hij recht heeft op asiel in Europa.
Ali is niet alleen. Wie we ook spreken, op Lesbos en op Samos, het zijn allemaal mensen die al lang op de eilanden zijn en geen idee hebben wat de toekomst voor hen in petto heeft.
Beschamend
We rijden naar een voetbalveldje pal tegenover de Jungle. Daar filmen we Ali. In het kamp mogen we geen beelden maken, werd ons ook hier direct duidelijk gemaakt. ‘No interviews, no video, no pictures’. Gelukkig, dacht ik, tenminste schamen ook zij zich voor deze mensonterende puinhoop.
Samos, 18 augustus 2021
Niks aan de hand
‘Noem mij maar mama, dat doen ze hier allemaal’, zegt de goedgemutste medewerker van het ministerie van migratie. ‘Ik ken al mijn jongens hier, allemaal fijne jongemannen zonder problemen’. Dat had mama nou beter niet kunnen zeggen. Op onze wandeling door het oude detentiecentrum en de aanpalende ‘Jungle’ stuiten we van het ene op het andere probleem.
Eerst zijn daar die Afghaanse jonge mannen. Ze komen net uit het migratiekantoor gestapt. Een ervan huilt en gilt. Hij is buiten zinnen. ‘Niemand wil luisteren’, schreeuwt hij. Zijn vrienden proberen hem onder controle te krijgen maar dat heeft louter een averechts effect. De jongen tilt zijn shirt op en onthult een buik vol bloedende messneden. Ook zijn armen zitten vol, zie ik. ‘Hij heeft de afgelopen dagen al meerdere keren geprobeerd een eind aan zijn leven te maken’, vertellen de vrienden.
Ik kijk mama vragend aan maar zij schudt het hoofd, ‘nee hoor, die is de weg niet kwijt, niks aan de hand’, verzekert ze, en ze beent kordaat weg van de mannen, ons verbijsterd met zich meeslepend.
Ook de Congolese vrouw die op een muurtje hartverscheurend zit te huilen, wordt snel van ons weggeleid. De jonge dertiger heeft zware buikpijnen, vertelt ze in het Frans. Ze is van de medische post in het kamp naar het ziekenhuis verwezen, maar die konden niets voor haar doen. Pas een paar weken geleden stierf een jonge Ghanees in het kamp met een soortgelijk verhaal. Met flinke hoofdpijn werd hij van het kastje naar de muur gestuurd. Hij kreeg geen hulp en stierf uiteindelijk moederziel alleen in zijn tent in de Jungle.
Alcatraz
We nemen Ali, de Afghaanse jongen van gisteren, en de baas van het kamp mee in onze huurauto en rijden naar het fonkelnieuwe kamp in aanbouw. De trots van het Ministerie van Migratie en van de Europese Unie, horen wij. Een klein kwartiertje verderop zien we de rechte rijen witte containerwoningen staan. En grote hekken met prikkeldraad. Die gaan de veiligheid garanderen, zegt de grote baas, samen met draaiende toegangspoortjes waar je je bij binnenkomst en vertrek moet melden met je iris, je vingerafdruk en je papieren. ‘Zo weten we precies wie binnen is en wie niet’, vertelt de kampbaas trots. Ali is ontdaan. Hij kijkt me vragend aan. Ik bevestig: ‘het lijkt Alcatraz wel’.