Reisverslag Nigeria: “We hebben niemand terug gezien die ooit werd ontvoerd”
Afgelopen week waren we in het noordoosten van Nigeria, waar onze directeur Tineke Ceelen samen met ambassadeur Art Rooijakkers de door Stichting Vluchteling gesteunde projecten bezoekt. Een reis die niet zonder risico's was. In haar dagboek houdt Tineke altijd alles bij, lees gauw verder.
Maiduguri, donderdag, 27 februari 2020
20 uur reizen
‘Jullie moeten doodmoe zijn’, zegt onze collega als we na 20 uur reizen het kantoor in Maiduguri in het noordoosten van Nigeria binnenstappen. ‘We doen de veiligheidsbriefing en dan kunnen jullie slapen’, verzekert hij ons.
Uren later zitten we nog te luisteren naar een gecompliceerd verhaal over de gevolgen van een giftige mengelmoes van fundamentalisme, extreme armoede, falende autoriteiten en leger en een ongeïnteresseerde internationale gemeenschap.
Boko Haram wint steeds meer terrein
Het geweld neemt toe, niet af. Het grootste deel van deze provincie van Nigeria, Borno State, is niet toegankelijk. De wegen zijn te gevaarlijk. Niet alleen de overheid en het leger zijn doelwit van de gewapende groepen Boko Haram en de afsplitsingen daarvan, ook gewone burgers en hulpverleners zijn legitieme prooien voor de extremisten. Bij aanvallen op legerbases worden zware wapens en munitie buit gemaakt, die vervolgens ingezet worden om het territorium van Boko Haram verder uit te breiden. ‘Nog een paar maanden’, sombert de veiligheidsexpert, ’en dan hebben ze ook de weinige wegen die we nu nog kunnen gebruiken onder controle. Een miljoen mensen is nu al onbereikbaar, niemand weet hoe het hen gaat. Moeilijk raden is dat echter niet… Het leger heeft gevoelige verliezen geleden. Als reactie daarop trokken zij zich terug in de grotere steden. Als gevolg daar weer van werden grote delen van dit gebied in een vloek en een zucht ingenomen door de terreurbewegingen, die tezamen naar schatting zo’n 7.500 strijders tellen.
1.8 miljoen mensen zijn op de vlucht
Dorpelingen kunnen hun akkers niet meer bewerken, vrouwen en meisjes riskeren ontvoering en seksslavernij als ze buiten de grenzen van de door het leger beschermde enclaves brandhout gaan zoeken. De optelsom van al deze droevigheid levert 1.8 miljoen gewone burgers op de vlucht; 3.7 miljoen mensen die een kritiek niveau van voedselonzekerheid hebben bereikt, honderdduizenden ondervoede kinderen en een extreem moeilijke, en gevaarlijke, omgeving voor de hulpverleners om de hulp daar te brengen waar die het hardst nodig is.
‘slaap lekker en tot morgenochtend 6 uur’
‘Pak een handdoek, tandenborstel en onderbroek in’, krijgen we als advies mee. We gaan morgen met de helikopter, de enige veilige manier om in dit gebied te reizen, naar Ngala, bijna op de grens met Kameroen. ‘Door de stofstormen deze periode kunnen de heli’s regelmatig niet vliegen, jullie kunnen vast komen te zitten in Ngala’. Grijnzend wenst de man ons ‘slaap lekker en tot morgenochtend 6 uur’.
Ngala, vrijdag 28 februari 2020
Op weg naar de enclave
Het vliegveld is nog niet open als wij ons in alle vroegte melden voor onze vlucht naar Ngala, een door het Nigeriaanse leger beschermde enclave midden in het gebied waar Boko Haram de bevolking terroriseert. Ngala ligt een paar kilometer van de grens met Kameroen en ook daar groeit de aanhang en het geweld van deze terreurorganisatie. In andere naburige landen zijn ook jihadistische gewelddadige groeperingen als Boko Haram, actief. Terwijl de internationale gemeenschap de ogen gericht heeft op Turkije, Syrië, Griekenland en het coronavirus, neemt hun slagkracht toe. In Burkina Faso, Mali, Niger, Tsjaad, Kameroen en dus hier in Nigeria is sprake van grote, ernstige humanitaire crises, met honderdduizenden mensen op de vlucht die bovendien extreem moeilijk bereikbaar zijn voor hulporganisaties als de onze.
Om de wegen en de wegversperringen van de gewapende groepen te vermijden, stappen we in een helikopter. 11 Passagiers kunnen mee, een bemanning van 2 piloten en een soort van fors getatoeëerde bonkige versie van een stewardess. Terwijl we diagonaal de lucht ingaan wordt de schaduw van onze ronkende heli steeds kleiner op de woestijngrond van Maiduguri.
Door het verlaten gebied
Onderweg zien we weinig tot geen leven; dorpen zijn verlaten, wegen muisstil. Ruim 70.000 straatarme burgers vluchtten naar Ngala. Daar biedt het leger bescherming. Althans. Toen de compound van de VN, pal naast een legerkazerne, een paar weken geleden werd aangevallen, duurde het anderhalf uur voor de militairen de medewerkers kwamen ontzetten. Een zwaar beveiligde ruimte, zoals elk kantoor of hotel waar hulpverleners hier gebruik van maken er eentje heeft, redde hun levens. Zo’n safe room heeft communicatieapparatuur, voldoende proviand om het even uit te zingen en gepantserde deuren die van buiten niet te openen zijn.
Er is een tekort aan alles
De vluchtelingen hebben uiteraard niets van dat alles. In het ontvangstcentrum staan de zelfgemaakte tentjes letterlijk tegen elkaar aan. De paar latrines die er zijn ruik je van verre. Water is een probleem, net als voedsel. Een prachtige jonge vrouw die twee kinderen verloor aan honger en de laatste ondervoede dochter op haar arm angstig vasthoudt, vertelt dat het gezinnetje hooguit één keer per dag te eten heeft.
Brandhout is ook een groot probleem. “Die paar bomen die Ngala nog heeft zullen niet lang meer leven als we geen alternatief kunnen bieden”, verzucht een hulpverlener. De mensen hebben iets nodig om hun eten te bereiden. Brandhout sprokkelen buiten Ngala is letterlijk levensgevaarlijk. Mannen worden vermoord of ingelijfd bij de gewapende groepen, vrouwen en meisjes ontvoerd en ingezet als seksslavinnen.
Voor de hulpverlening is heel weinig geld beschikbaar, het leger geeft geen toestemming om de kampen verder uit te breiden en Boko Haram groeit. De vooruitzichten zijn zorgwekkend, heel zorgwekkend.
Magumeri, 29 februari 2020
In konvooi naar Magumeri
De dag begint met veiligheidsinformatie en instructies, én het onbedoeld weinig geruststellende: ‘de afgelopen 24 uur zijn er geen incidenten geweest op de weg naar of in Magumeri’.
We rijden in konvooi, elke auto heeft een walkie talkie en een satelliet telefoon uitgerust met een SOS-knop. ‘Als je daarop drukt komen we hier onmiddellijk in actie om jullie te helpen. Bij een ontvoering kunnen we jullie volgen zolang de satelliettelefoon aan staat’.
Het is marktdag vandaag in Magumeri, 50 km van de provinciehoofdstad Maiduguri. Daarom zijn er extra checkpoints onderweg. Checkpoints van bewapende burgerwachten, niet altijd de meest betrouwbaar ogende types. Het leger heeft zich teruggetrokken tot in Maiduguri, nadat ze forse verliezen geleden had op het platteland. Daardoor is buiten Maiduguri een soort Afrikaans wildwesten ontstaan, met gewapende groepen als Boko Haram. Als altijd en overal zijn gewone burgers, mannen, vrouwen en kinderen de dupe.
Boko Haram valt geregeld aan
We rijden in een half uurtje door wel 20 controleposten naar de frontlinie, naar het enige functionerende ziekenhuis in de wijde omgeving. Onze partner Intersos houdt het hospitaal draaiende, hier zijn medicijnen en artsen. Minder dan vijf kilometer verderop is Boko Haram de baas. Het dorp, en ook het ziekenhuis, worden regelmatig aangevallen. Magumeri een keer of twee per maand, het ziekenhuis voor het laatst in augustus. De gewapende groepen namen alles mee wat ze dachten te kunnen gebruiken.
Naar het ziekenhuis gaan is een risico
Honderden vrouwen en kinderen wachten buiten op hun beurt een arts te zien. Veel kinderen zijn ondervoed, anderen hebben malaria, diarree of hoesten vervaarlijk. Het ziekenhuis heeft een twintigtal bedden maar liefst overnacht niemand hier, de risico’s op een Boko Haram aanval zijn simpelweg te hoog, hoe ziek je ook bent.
Ik ga bij Maryam en haar zes maanden jonge dochtertje op bed zitten. Zarah Umar, een mooi lief babymeisje, heeft ernstige diarree en geeft over. Het klinkt onschuldig maar diarree kost ontelbaar veel kinderlevens als het niet onmiddellijk en goed behandeld wordt, zeker bij ondervoede kinderen. Maryam en Zarah komen uit een dorp een uur rijden verderop. ‘Daar is niets meer’, vertelt de 32-jarige moeder. Boko Haram valt met regelmaat aan. ‘Wij rennen dan de bossen in’, vertelt ze, ‘als je in handen valt van de vechtersbazen wordt je vermoord of meegenomen. We hebben niemand terug gezien die ooit werd ontvoerd’.
Op een naburig bed zit een zesjarig meisje met hoge koorts. Haar voeten zijn vies en vol eelt, de tenen lijken aan elkaar gegroeid. ‘Ze heeft geen schoenen’, licht haar moeder schokschouderend toe.
Ineens is er een hectische drukte in het kleine ziekenhuis, er wordt een oude man binnen gedragen. Hij is broodmager en heeft zichtbare moeite met ademhalen. Tuberculose is even later de conclusie. In dit deel van de wereld, onder deze omstandigheden, een doodvonnis. De oude man blijkt 57 jaren te tellen, net eentje meer dan ik.
Maiduguri, 1 maart 2020
Er kan van alles gebeuren
Een paar dagen geleden beschreef ik het bemanningslid dat bij de passagiers achter de piloten in de helikopter zit, nog als ‘een soort van fors getatoeëerde bonkige versie van een stewardess’. Vandaag, een vrije zondag, vertelt de baas van UNHAS (de luchtvaartmaatschappij voor noodhulpverleners), dat deze ‘derde man’ hard nodig is omwille van de extra ogen. ‘Het is hier een actief conflictgebied mevrouw’, verzucht de voormalige militair. Alles kan gebeuren.
Hulporganisaties zijn doelwit van Boko Haram
Hulpverleners hebben het zwaar hier, vind ik. Zelf halen ze de schouders op. Hulporganisaties en hun medewerkers zijn doelwit van Boko Haram en de andere gewapende groepen hier. Een ontvoerde hulpverlener, liefst een blanke uit een rijk westers land, levert mogelijk veel geld op. En zo niet dan worden ze gewoon vermoord. Dat overkwam een collega organisatie hier. ‘Ik zou niet weten wat zij verkeerd gedaan hebben’, vertelt onze metgezel, ‘ze volgden de veiligheidsprotocollen, namen alle voorzorgsmaatregelen in acht. Dit had ons ook kunnen gebeuren’.
De zwaar beveiligde compound
De VN heeft een grote compound vlakbij de luchthaven van Maiduguri, zodat de piloten die hier wonen snel bij hun vliegmachines kunnen zijn. De compound is maximaal beveiligd met slagbomen, dubbele deuren, safe rooms, bewakers en oliedrums volgestort met beton zodat je ook met een kiepwagen volgeladen met explosieven niet zomaar naar binnen rijdt. Wij logeren er ook, in dit ‘high security’ oord.
Nog geen 200 meter verderop is een kleine supermarkt die warempel cola light verkoopt, onze favoriete frisdrank op dit soort reizen. Maar we mogen er niet heen lopen omwille van onze eigen veiligheid. Een chauffeur moet heen en weer rijden en anders moet je het zonder cola light doen. Op de zeer basale VN compound is precies dat geregeld, het meest basale. In de vrouwonvriendelijke VN bar, waar de rook te snijden is, is vooral bier te koop. Elke avond zitten er dezelfde bewoners, soms vergezeld van een pizza Maiduguri-style, die dan aan de poort van de compound wordt afgeleverd. Het eten in de kantine, verlicht met fel tl-licht en adequaat ingericht met formica tafels en plastic klapstoelen, kan óók het best omschreven worden als ‘adequaat’. Door de avondklok, die om 9 uur ingaat, kunnen de bewoners van de VN-compound niet naar een ander restaurant, als dat überhaupt, met het oog op de andere veiligheidsmaatregelen, al zou mogen.
De matrassen zijn keihard, de kamertjes (de helft van een 20-voet-container) klein en al het meubilair is kapot; het klimaat is ook voor meubels onbarmhartig. De tegeltjes in de douche liggen los, de mini douchecabine, die met tweeën gedeeld wordt, is smerig. Wij zijn hier maar een paar dagen, maar hoe doe je dit als je hier een jaar woont en werkt?
Een ode aan men die hier werkt
In onze badkamer hangt elke ochtend, tot mijn ergernis, een onderbroek van mijn buurvrouw te drogen, eerst een rode, toen een roze, daarna een zwarte. De kogelronde Afrikaanse VN medewerkster brengt veel tijd door in haar minuscule kamertje. Ik luister mee als ze met familie belt en filmpjes kijkt. Wat anders te doen als je niet werkt, hier in dit van God en alles verlaten oord. Ik vergeef haar de vers gewassen paarse slip, de dag dat ik weer naar huis reis, immens dankbaar dat zij hier werkt en niet ik. Stilletjes verklaar ik haar tot de held van deze reis.
Dikwa, 2 maart 2020
De oude tengere man heeft nog slechts een paar tanden in zijn mond, ze zijn knalgeel en verdraaid lelijk. Weer zo’n moment waarop zo pijnlijk duidelijk wordt hoe groot het verschil is tussen hen hier in het vluchtelingenkamp in Dikwa en bij ons in Nederland. De VN-helikopter bracht ons vanochtend in alle vroegte in een half uurtje hierheen. Hoe vroeg in de ochtend het ook nog is, het is werkelijk snikheet.
De vragende ogen van Abacha Umar
We stuiten direct na binnenkomst op de man, Abacha Umar. Hij klampt zich aan ons vast. Met gebogen rug en grote vragende ogen vertelt hij over zijn misère. Op de vlucht voor Boko Haram kon hij alleen zijn nog veel oudere ouders meenemen, zijn vrouw en kinderen bleven noodgedwongen achter, inmiddels 2 jaar geleden. Abacha weet niet hoe het zijn geliefden gaat, of ze überhaupt nog wel leven, midden in Boko Haramgebied.
‘Er is hier nauwelijks water’, vertelt hij ons. Ook de tenten zijn kapot, er zijn geen kleren, geen medicijnen, nauwelijks eten, zijn oude ouders hebben honger. Abacha smeekt ons om hulp. Zijn stem zit hoog, ik verwacht dat de man elk moment kan breken. Zijn pijn is bijna tastbaar. We kunnen nu, zo direct, niets voor Abacha betekenen.
Getraumatiseerd
17.000 totaal berooide mannen, vrouwen en kinderen hebben toevlucht gezocht tot Dikwa, dat beschermd is door het leger. Een jong meisje vertelt over de terreur in hun dorp, ik zal u de details besparen. Het gezin vluchtte ‘s nachts, vader sloot de rijen. Hij werd gespot door Boko Haramstrijders, ingehaald, en voor de ogen van zijn kinderen afgeslacht. Het jonge meisje slaapt slecht, heeft flashbacks en een diep trauma. Ze komt elke dag naar de vrouwengroep van onze partnerorganisaties, om samen te zijn, te praten met de sociaal werkster. De vrouwen doen spelletjes en knutselen. Het bezig zijn werkt helend. Timide geven ze ons hun werkjes cadeau.
Tekort aan alles
In de kliniek, de enige in het kamp, is een schrijnend tekort aan medicijnen. Verbijsterd zie ik dat de apotheker een pot pijnstillers, wat zalfjes, een malaria behandeling en antibiotica heeft. Ik vraag, zoals ik dat altijd doe in klinieken in vluchtelingenkampen, of er medicijnen voor diabetespatienten zijn, en insuline. Uit beleefdheid durft de apotheker zonder medicijnen geen nee te zeggen. Voor chronisch zieken is deze omgeving genadeloos, en ik vrees niet alleen voor hen.