Sancties op Syrië: hoe raken ze humanitaire hulp?
Sancties worden vaak ingezet als politiek middel om regimes onder druk te zetten. Maar ze kunnen ook ongewenste gevolgen hebben. Syrië, waar sancties zowel door de EU en de VS zijn opgelegd, is daar een goed voorbeeld van.
Deze maatregelen waren bedoeld om de regering van Assad te treffen, maar raken in de praktijk ook humanitaire organisaties, bedrijven en gewone burgers.
Voor hulpverleners is het daardoor moeilijker om essentiële goederen zoals medicijnen en brandstof te leveren. Mede door exportrestricties van goederen, complexe regels en angst bij banken om betrokken te raken bij financiële transacties in gebieden onder controle van Assad.
Op 27 januari debatteert de EU-Raad Buitenlandse Zaken over het al dan niet opheffen van sancties op Syrië nu de regering van Assad gevallen is. Wij adviseren de noodzaak voor sancties te herzien en daarbij humanitaire hulp en wederopbouwprojecten mogelijk te maken.
Duidelijke afspraken
Tijdelijke opheffing, zoals de VS heeft gedaan, biedt onvoldoende zekerheid om te investeren in langdurige projecten zoals ziekenhuizen, scholen en infrastructuur. Duidelijke en permanente afspraken voor humanitaire hulp en wederopbouw zijn noodzakelijk om duurzame hulpverlening en herstel van het land te garanderen. Het is essentieel dat het sanctieregime duidelijkheid biedt en organisaties, bedrijven en burgers vertrouwen geeft om Syrië weer op te bouwen.
Een bijkomende uitdaging is dat er geen humanitaire uitzonderingen bestaan voor antiterrorismemaatregelen. Aangezien Syrië nu grotendeels onder controle staat van Hay’at Tahrir al-Sham (HTS) en deze groepering op de terrorismelijst staat wordt humanitaire hulp alsnog ernstig belemmerd in deze gebieden.
Daarom dringen we ook aan op permanente uitzonderingen voor humanitaire hulp op antiterrorismemaatregelen, zodat het lijden van de bevolking niet wordt vergroot.